Doorgaan naar hoofdcontent

Doe wat je wilt en alles komt goed

Elke dag hoor ik ‘ik ga douchen’ en ‘ik ga boven’. Waarom is dat laatste niet goed? Het is immers: ‘I go upstairs’? Het zijn kleine dingen die me opvallen, omdat mijn gastzoon Nederlands leert. Zal ik er iets van zeggen of niet? Het is al heel fijn dat Haruto aangeeft dát hij naar boven gaat, want dat heb ik hem moeten leren. Dat het netjes is als je af en toe iets zegt. Zeker als je naar boven of naar buiten gaat. Ik vraag me af waarom Haruto zich zo muisstil door ons huis begeeft. Is de manier waarop je ruimte inneemt cultuurbepaald? Ik denk van wel.

Ik ben goed in observeren. In mijn tijd op de pedagogische academie was dat een ‘vak’. We kregen leerling-observatie-opdrachten mee op stage. Heerlijk vond ik het om bepaald gedrag te turven vanuit een stoel achterin de klas. Je kunt daar zoveel informatie uit halen. Het is een tweede natuur geworden.

In elke cultuur kennen we gewenst en ongewenst gedrag. Iedere opvoeder weet dat je gewenst gedrag kunt stimuleren en dat je ongewenst gedrag afkeurt of afstraft. Of je dat met behulp van taal doet of door te belonen of het geven van een tik, hangt er maar net van af. Dat laatste is in ons land uit den boze, maar op een stageschool in Frankrijk zag ik een leraar nog uithalen met een liniaal. Het meeste gedrag leert een kind door te kopiëren. Eerst van zijn ouders en later van leeftijdsgenoten, met een mooi woord de ‘peers’: de mensen waar je dingen vanaf kunt kijken. Deze richtgroep is onmisbaar voor tieners en jongvolwassenen.

De invloed van de ouders zie ik terug in mijn gastkind. Bijna alles wat ik Haruto zie doen, heeft hij thuis in Japan geleerd. Ik zie maar weinig pubergedrag, misschien omdat hij niet veel contact heeft met leeftijdsgenoten. Dat komt onder andere door de coronacrisis (Haruto heeft máánden thuis gezeten), maar ook door het Japanse schoolsysteem. Toen hij van de middenschool af kwam, werd hij met een ‘scholarship’ op een privéschool aangenomen. Die school is best ver weg en alle leerlingen dragen een degelijk uniform. Ze zitten de hele dag in één lokaal en de leraren lopen van les naar les. Ze worden aardig in toom gehouden heb ik het idee. En omdat ze zo hard moeten studeren, slapen ze soms zelfs in de klas. Er is weinig tijd voor plezier of vertier, want in de pauze mag je het lokaal niet eens uit. De schoolvoorschriften voor uiterlijk zijn meedogenloos. Geen sieraden, geen haar over de oren voor jongens en geen ‘coup soleil’, nee stel je voor. Haruto had een jongen in de klas met een Russische vader en de jongen had om die reden lichter haar. Hij moest bewijzen dat hij zijn haar niet had geverfd. Het lijkt te streng om waar te zijn...

Ik leer steeds meer de eigenheid van Haruto kennen. Het is als een matrousjka-poppetje dat steeds een omhulsel af doet. Elke tiener moet zich ontdoen van dingen die hij van huis uit heeft meegekregen. Dat proces wordt bij een gastkind versneld. Het moet zich aanpassen aan het nieuwe gezin en ontdoet zich op die manier van bepaalde gewoontes. Ook hoort een puber zich tegen zijn ouders af te zetten. Ik vraag me af wat het verzet van Haruto is. Ik denk zomaar dat dat het besluit is, om een jaar naar Nederland te gaan.

We hadden van de Travel Active-Sinterklaas een kaart-set gekregen met vragen en dilemma’s om een gesprek op gang te krijgen. En uit de antwoorden op die vragen kan ik zoveel meer halen dan uit Haruto’s gedrag. We hebben bijvoorbeeld een kaart getrokken met daarop de vraag wat je beste beslissing ooit is geweest. Bij Haruto kwam er volmondig uit: ‘naar Nederland komen!’

Er zijn ook veel mysteries. En of dat nou aan mij ligt of aan de verlegenheid van Haruto, of aan de bescheidenheid waarmee Japanners ouderen aanspreken: ik weet het niet. Onduidelijkheid is iets waar ik onrustig van word. Ik ben erg direct in het vragen ‘waarom’? Dat is een zeer Nederlandse gewoonte en die wordt nog eens versterkt door mijn moederinstinct. Maar zo krijg ik wel antwoorden op vragen. Een voorbeeld:

Gisteren was ik vroeg op en kwam ik half zeven beneden. Daar zat mijn gastzoon aan tafel, met een gedekte placemat, een zak brood en de pot met pindakaas. Hij zou pas om negen uur les hebben online, dus ik vroeg hem waarom hij zo vroeg was vandaag. Niet begrijpend keek hij me aan en ik verduidelijkte mijn vraag met een aanvulling: ‘was je vóór de wekker wakker, net als ik?’ Het antwoord was ‘nee’ en dus vroeg ik weer door: hoe laat zijn wekker ging. ‘Om zes uur’, was het antwoord en mijn mond viel open van verbazing. ‘Waarom?’, vroeg ik weer en zijn antwoord was: ‘altijd’. Samenvattend komt het erop neer, dat Haruto al máánden lang zijn wekker om zes uur ’s morgens zet en dan naar beneden gaat voor een broodontbijt. Ik ben nog nooit voor acht uur opgestaan en ik wist dat niet. Het maakt me extra bezorgd, omdat hij geen verwarming aan doet en dus urenlang in een onverwarmd huis doorbrengt. Ik zeg het elke dag, maar ik weet van mijn Yutaka dat hij dat hier ook nooit doet. Ook lichten zelf aandoen of de televisie doet Haruto niet. Ik kan om kwart voor zes thuiskomen in een donker huis en hem op de bank aantreffen zonder activiteit. Geen koekje gepakt en geen thee of chips, terwijl alles voor het grijpen ligt. De beleefdheid is uit proportie en dat geeft me hoofdbrekens soms.  

De grootste uitdaging in het gastouderschap is voor mij om te accepteren wie mijn gastzoon is en hem ook te stimuleren in alles wat hier gebruikelijk is. Belangstelling tonen is hier wenselijk, maar in Japan is dat vaak ongepast. Uit jezelf vertellen waar je mee bezig bent, of aangeven dat je iets lekker vindt of niet lust…dat is allemaal nog een brug te ver. Dat vind ik soms best jammer. Ik zou het fijn vinden als ik niet altijd hoef te vragen of Haruto iets lekker vindt. Ik heb dat zelfs tegen hem gezegd en ik heb voorbeeldzinnen met hem geoefend en ze opgeschreven. 

Ik weet van mijn reizen in Japan dat eten het allerbelangrijkste is: eten verbindt. In alle Japanse films of anime wordt gegeten. In elk Japans televisieprogramma wordt eten klaargemaakt. Als je iets proeft is ‘oishii’ is het toverwoord. Je roept dat uit, liefst nog met volle mond en met een handje boven je lippen om de aanblik van je tanden te verbergen: ‘oishii!’. Ik weet niet anders of het is onbeleefd als je dat niet zegt. Een Japanse gastvrouw is pas tevreden als haar gasten ‘oishii’ hebben gezegd. Dat is de theorie. Oishii is namelijk zo’n beetje het eerste woord dat je leert op Japanse les. Toen ik navraag deed bij Haruto en dus vroeg of hij in Japan wel oishii zegt, kreeg ik het volgende antwoord: “Als mijn oma sukiyaki maakt dan lach ik alleen maar en dan weet ze dat ik het lekker vindt”. 

Schaatsen op de Jaap Edenbaan met Travel Active, december 2021

Geweldig. 
Haruto hoeft dat niet te zeggen. Oma ziet het wel aan zijn lach. Eigenheid en persoonlijkheid zijn belangrijker dan ‘wat hoort’ in jouw cultuur. Misschien kan ik dat leren van Haruto. Dat ik mijn verwachtingen soms moet aanpassen en dat hij hier is omdat hij bijzonder is. 

Er was ook een vraag in de kaartset van de Sint. Wat zou jij je kinderen willen meegeven? De (in het Nederlands) uitgesproken woorden van Haruto zijn goud waard: ‘Doe wat je wilt en alles komt goed’.

Reacties

  1. Mooi Yvon, ik wens jou en Haruto en degenen die jullie dierbaar zijn mooie Kerstdagen en een mooi 2022!
    Marga

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Je reactie wordt naar mijn emailadres verzonden en komt daarom niet meteen in beeld,

Yvonne

Populaire posts van deze blog

Een Japanse scholier in huis

Ruimte De vorige winter is voor mij in een waas gehuld. Ten tijde van de boekpresentatie van Tokiko lag de wereld volledig stil. Boekhandels waren gesloten en bioscopen gingen dicht: de coronapandemie hield de wereld in zijn greep. Voor mij persoonlijk kwam er een crisis bovenop: capsulitis adhaesiva . In de volksmond frozen shoulder . Neem van mij aan dat dit woord niets zegt. Het niet kunnen bewegen van de schouder is één. De allesomvattende pijn is het serieuze probleem. De zwaartekracht maakte dat wandelen al zeer deed: bij elke stap een pijnscheut in het bovenlijf. Verdoven was de enige optie: tien pijnstillers overdag en THC voor de nacht. In de zomer begon het beter te gaan; de pijn zwakte af. En met hulp van fysiotherapie ging ik langzaam vooruit. Maar ik werd vreselijk somber van het koele natte weer. Veel grenzen gingen open en die van Japan bleef potdicht*. En hoe meer ik daar bij stilstond, hoe vervelender dat voor me werd. Ik begon met opruimen. Niet zomaar een beetje

Level up!

Je fietssleutel ligt binnen handbereik en je aait liefdevol de lange haren van Ekko, die zich uitstrekt over de plek waar net nog je ontbijtbord stond. Je draagt je zwarte hoodie met capuchon en daaroverheen het rode dons jack van je vader. Als ik om acht uur beneden kom, vraag ik of je Ekko zult missen. Je zegt ja.   Na school fiets je naar je nieuwe gezin. Een volgende stap in je culturele uitwisselingsjaar. Het gaat anders dan toen je bij ons kwam. Zo weet je van deze mensen nog vrijwel niets: je weet geen namen en hebt alleen een adres. Op de kennismaking dag gooide een positieve test roet in het eten en nu de familie uit quarantaine is kom je meteen voor het eggie. Je blijft daar tot de zomervakantie. Straks zul je voor de laatste keer uit Heiloo vertrekken, om de inmiddels bekende zes kilometer langs de uitgestrekte polder te fietsen. Vanaf morgen kun je het lopend af. Je komt in een gezin met kinderen terecht. En in plaats van katten zijn daar vissen in huis. Dochterlief mag