Hoe groter het r-getal, hoe groter de verspreiding van het virus |
In het ideale geval bljft het r-getal
tussen de nul en de één. Dan hebben we corona onder controle. In Nederland hebben
we duidelijk geen controle meer over de verspreiding en is de ellende niet meer
te overzien.
Bij mij roept dit veel vragen en
onzekerheden op. Wat als er weer een lockdown komt? Wat als ik
nog langer niet naar Japan kan? Wat als er geen nieuw gastgezin wordt
gevonden voor mijn Japanse gastzoon? Wat als Yutaka niet kan komen met
kerst? Wat als hij corona krijgt als hij wel komt?
Dat zijn mijn persoonlijke wat-alsjes:
mijn zorgen omdat niets meer zeker lijkt. Ik ben gebaat bij planning en
struktuur en als er onverwachte dingen gebeuren raak ik van slag*. Wie niet? We
willen allemaal weten waar we aan toe zijn. De dreiging van een nieuwe lockdown
doet iets met ons. Is dat omdat de besmettingscijfers stijgen en dat we dat erg
vinden? Of is dat omdat we er geen rekening mee hadden gehouden en zo graag van
alles af willen zijn?
Men zegt dat mensen met autisme van
voorspelbaarheid houden en ik denk dat dat klopt**. Meer dan wie dan ook wil ik
ergens op kunnen anticiperen: weten waar ik aan toe ben. Dan mogen er best af
en toe onvoorspelbare dingen gebeuren (bij mij althans), want die horen bij het
leven: ik hou ook van spontaan. Onzekerheid is erger dan onvoorspelbaarheid. Over
onzekere dingen ga ik namelijk tot in het oneindige brainstormen en nadenken, maar
ik weet niet wannéér het gaat gebeuren en óf het gaat gebeuren en wát het dan
gaat betekenen. Ik kan dus geen concrete plannen maken of gaan bedenken hoe ik
het wil aanpakken. Het hoofd loopt dan vol met allerlei ‘scripts’ en dat is
enorm stressvol.
Er zijn dagen waarop ik al mijn energie
verspeel. Dan kom ik van de ene onzekerheid in de andere en heb ik geen
overzicht meer. Afgelopen woensdag was zo’n dag. Het begon al toen ik opstond. Ik
hoorde mijn gastzoon drie keer niezen en toen ik beneden kwam was er flink naar
de papieren zakdoekjes gegraaid. Mijn alarmbellen rinkelden, omdat er in iemand
in zijn klas corona had en op de besmettelijke dagen naar school was geweest.
De mail van de bovenbouw-coördinator loog er niet om: bij klachten doet u geen
zelftest. U houdt uw kind thuis en maakt een testafspraak bij de GGD. De ziekmelding
was zo gepiept, maar het inplannen van een test was een ander verhaal.
Ik hoor het bandje van de GGD nóg als
een echo in mijn oor. Er bellen op dit moment zoveel mensen dat wij geen
telefoonlijnen meer beschikbaar hebben. Wij kunnen u daarom niet te woord
staan. Wij willen u vragen op een later tijdstip terug te bellen. Onze excuses.
Helaas moeten wij de verbinding nu verbreken.
Na twintig minuten is het eindelijk
raak. Je verwacht dan al niet meer dat het lukken kan. Ik schrik me een hoedje
van het vrolijke “Welkom”. “U spreekt met het landelijke
conrona-test-afsprakennummer van de GGD.” Een vriendelijke vrouw loodst ons
door de vragen heen en noemt de eerstvolgende mogelijkheid voor een test. Overmorgen.
Maar dat is vrijdag pas! Tot die tijd mogen wij geen bezoek aan huis ontvangen.
En maximaal 48 uur daarna volgt de uitslag pas. Zakelijk handel ik het
telefoontje af. Ik installeer Haruto met de afstandsbediening voor de televisie
(“zoek maar een Nederlandstalige serie uit op Netflix”) en ik stap op de fiets.
Ik wil niet thuis zijn. Wat als we COVID in huis hebben? Wat als we
alledrie in quarantaine moeten? Wat als ik mijn vader in het weekend wil
zien?
Als ik me minder goed voel, ga ik er
altijd op uit. Ik duik een kringloop in of ik loop in de natuur. Daarnaast luister
ik naar podcasts met meditaties, met tips om de gedachten te ordenen. Maar al
die tips leiden tot nieuwe gedachten. De vragen tollen rond in mijn hoofd en de
antwoorden rollen daar woest omheen.
Wat als? Dan… Maar wat als dan? Dan… Maar dan… Dat. En wat dán? Ja, wat dan…
Op deze ochtend wordt het niet ruimer in
mijn hoofd. Ik ga weer naar huis en Haruto verdwijnt naar zijn kamer. Ik moet
de fysio nog bellen, om een afspraak te verzetten. Jammer genoeg krijg ik mijn
eigen therapeute niet aan de lijn, maar haar collega. Die zegt me dat ik
straks, in de pauze, word teruggebeld. Het is kwart over twaalf en ik neem een
boterham. Mijn vaste telefoon ligt naast me en ik eet mijn lunch.
Ik erger me aan de kattenharen die over
de vloer dwarrelen. Even de stofzuiger erdoorheen. Maar wat als mijn
fysiotherapeute dan belt? Ik blijf wel stand-by. Ik houd mijn ogen op de
telefoon gericht en verplaats hem van de tafel naar de bank als ik mijn ronde doe.
Dan ga ik naar mijn werkkamer. De telefoon moet mee en dat voelt als een last***.
Ik houd hem in de gaten als een moeder die haar dreumes in bad doet. Wat als
ik haar telefoontje mis? Zij werkt vandaag nog en dan tot maandag niet. Ik mag
haar niet missen en nog een keer opbellen heeft geen zin. Wat als ze
weer bezig is? Wat als ik weer die collega aan de lijn krijg? Wat als
zij het is vergeten door te geven? Concentreren lukt niet en ze belt ook niet
meer. De volgende uren is het kermis in mijn hoofd. Wat als? Wat als? Wat
als? Wat als? Wat als? Wat als?
Het reproductiegetal van de wat-alsjes staat nu zeker op 2. Iedere
mogelijkheid lokt twee nieuwe gedachten uit. Mijn hoofd bonkt als een heipaal
en ik blijf naar de telefoon staren. De display vervaagt: de batterijen zijn
op.
Waar een apparaat gewoon uit gaat als je hem overbelast, wordt
mijn brein steeds alerter en dat gaat natuurlijk niet. Ik wil alle opties die
ik bedenk, blijven volgen in mijn hoofd. Ik wil de controle terug, maar dat
gaat helaas niet. Een dag als woensdag is een uitputtingsslag.
* Ik ben een alleenstaande moeder van een studerende zoon die nog thuis woont. Ik heb geen baan buiten de deur, want ik schrijf. Ik heb sinds 2018 de diagnose ASS. Ik heb een lange afstandsrelatie met Yutaka, die in Tokio woont. Omdat de grenzen van Japan gesloten zijn voor toeristen, is hij de enige die heen en weer kan reizen als wij elkaar willen zien. In september heb ik me aangemeld als gastouder voor Travel Active, een organisatie die scholieren uit het buitenland haalt voor een Highschool-jaar. Ik heb me opgegeven voor een periode van drie maanden en heb nu een Japanse jongen van 17 in huis. Ik kan niet wachten tot ik zelf weer naar Japan kan, omdat Yutaka en ik daar een huis hebben, dat ik nog niet met mijn eigen ogen heb kunnen zien.
** Mensen met ASS hebben moeite met executieve functies.
Dit zijn alle regelfuncties van de hersenen die essentieel zijn voor het
realiseren van doelgericht en aangepast gedrag. Intelligente vrouwen met een
late diagnose ASS zijn vaak zo goed getraind in het vertonen van normaal of
algemeen wenselijk gedrag, dat hun psychische druk enorm is. Het brein draait non-stop
op volle toeren. Hun zelfmonitoring is zó geïnternaliseerd dat het systeem
eigenlijk niet meer uit kan.
Het feit dat het systeem niet uit kan, maakt dat de
stresshormonen blijvend worden aangemaakt. Bij mij uit zich dat in
over-alertheid. Ontspannen doet dan zelfs pijn en in slaap vallen duurt een
eeuwigheid.
Mensen met ASS zijn sowieso altijd bezig met het doseren
en laag houden van prikkels van buitenaf. Extreme gevoeligheid voor geluid,
aanraking, licht of geuren kan ervoor zorgen dat een autist ‘gek’ kan worden
van een haar aan de binnenkant van zijn shirt, een windbriesje, een bepaalde
toon of iemands stem. Naast iemand zitten die kaas of vis eet.., het kan als
een marteling voelen. Prikkels van zon, van regen en wind komen allemaal extra
hard bij me binnen. Vergelijk mij maar met een ouderwets gehoorapparaatje: alle
geluiden van buiten worden versterkt en omgezet naar een signaal (dus de
persoon waarmee je praat, de klakkende hakken van iemand in de verte, het
zangvogeltje in de tuin en de luxaflex die tegen het raam tikt door een vleugje
wind door een openstaan raam) en dan worden al die geluiden even hard doorgegeven aan het oor.
Prikkels van binnenuit zijn er ook: gedachten. Gedachten kunnen resulteren in loops waar je niet meer uit komt. Bij mij zijn het riedeltjes en de herhalingen van gedachten op een bepaald ritme. Soms zijn ze zo luid als een stofzuiger. Ik heb dan letterlijk machinelawaai in mijn hoofd. Als er dan iemand tegen me gaat praten (of de bel gaat), kan ik een enorme driftbui krijgen. Intern kook ik dan over (wat niet tegen de persoon tegenover me gericht is, maar tegen het lawaai in mijn hoofd). Als de bel gaat vloek ik altijd. Ik ben er niet trots op, maar het is wel zo...
***Voor mensen zonder autisme is het misschien moeilijk
voor te stellen, dat een afspraak-verzet-telefoontje zo belangrijk is. Maar
voor mij is het moeilijk om prioriteiten te stellen (dit valt onder de
executieve functies). Alles vraagt om voorrang. Er is geen automatische
scheidslijn tussen belangrijk en minder belangrijk.
Reacties
Een reactie posten
Je reactie wordt naar mijn emailadres verzonden en komt daarom niet meteen in beeld,
Yvonne